Inclusiviteit in films
Ik ben een liefhebber van films en ik heb geen enkel bezwaar tegen cijfers en statistieken, maar toch zie ik ze liever niet met elkaar gecombineerd. Onlangs was het weer raak met een nieuwsbericht: de vooruitgang van vrouwen in de filmindustrie stagneert, zo bleek uit onderzoek van de University of Southern California.
Men had over een periode van 15 jaar de 100 populairste films van ieder jaar zitten turven en meten op inclusiviteit en representatie. De stagnerende vooruitgang werd gestaafd met het ongetwijfeld correcte gegeven dat vrouwen in 2022 zo’n 35 procent van alle sprekende rollen hadden, ‘slechts 5 procent meer dan in 2007’ (nos.nl, 19 augustus). Het woord ‘slechts’ is cruciaal hier, want dat impliceert dat een stijging van 5 procent te weinig is; 35 procent is immers nog geen 50 procent. Frappant genoeg was het aantal vrouwen in een hoofdrol in dezelfde periode meer dan verdubbeld. In 2007 nog 20 procent, in 2022 opgelopen naar 44 procent.
Sonia Braga in Aquarius
Weinigzeggend
De positivo zou zeggen: kijk, dat laatste begint er toch op te lijken, maar ik word vooral wat kregelig van zulke cijfers. Als 44 procent van de films een vrouw in de hoofdrol heeft terwijl vrouwelijke personages ‘slechts’ 35 procent in die films aan het woord zijn, dan kan het zijn dat er weinig (aan)sprekende bijrollen zijn voor andere vrouwen. Maar het kan ook betekenen dat de vrouwelijke hoofdrolspelers gemiddeld minder woorden verspillen dan hun mannelijke evenknieën, en moeten we dat niet juist positief duiden? Is strategisch zwijgen vaak niet veel beter dan in een verhitte discussie het eigen gelijk proberen te behalen? En hoeveel films, al dan niet komisch van aard, zijn er wel niet met mannen die er maar wat op los zwetsen? Dan is dat vele praten van weinig waarde, dunkt me. En bovendien: wat als een vrouwelijk hoofdpersonage vooral onzin uitkraamt en/of idiote samenzweringstheorieën aan het verspreiden is? Dat zou dan – hoe ironisch – als een plus worden meegenomen in de balans, als een teken van vooruitgang. Kortom, onderzoeken die de kwaliteit van gesproken teksten niet meewegen, maar enkel op de hoeveelheid woorden gericht zijn, die zijn, uh, tamelijk weinigzeggend.
Toename aandacht voor inclusiviteit in onafhankelijke hoek
Bovendien is zo’n selectie van populaire films altijd wat kortzichtig. Juist films die van interessante visies getuigen, hebben doorgaans een te beperkt publieksbereik en vallen buiten het bestek van wat als ‘de filmindustrie’ wordt geduid. Volgens mij is in die wat meer onafhankelijke hoek de aandacht voor inclusiviteit behoorlijk toegenomen. Op mijn eigen lijstje van favoriete films van de laatste tien jaar staan in ieder geval aardig wat films met boeiende en (psychologisch) complexe vrouwelijke hoofdpersonages: Aquarius (2016), American Honey (2016), Thelma (2017), Beanpole (2019), Das Vorspiel (2019), Beginning (2020), Titane (2021), maar zelfs die laatste titel zal ondanks het winnen van de Gouden Palm niet in het onderzoek zijn opgenomen.
Titane – poster (Agathe Rousselle)
Studio’s volgen voorkeuren publiek
Mediawetenschapper Willemien Sanders van de Universiteit Utrecht reageerde op het onderzoek met: ‘Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is in de hele samenleving een probleem. De filmindustrie is daar geen uitzondering op.’ Daar valt weinig op af te dingen, maar bedenk wel dat een bedrijfstak in de regel apolitiek is, en de filmindustrie dus ook. Iedere CEO maakt een commerciële afweging: hoe optimaliseer ik mijn winst? Als mensen voor Tom Cruise naar de bioscoop gaan, dan zullen producenten hem voor een hoofdrol benaderen. Wil je de vicieuze cirkel doorbreken en bewerkstelligen dat het aandeel vrouwen in films omhoog gaat, dan herstel je het evenwicht volgens bovengenoemd onderzoek door een Tom Cruise-film links te laten liggen, en in plaats daarvan te kiezen voor een populaire film met een actrice in de hoofdrol. Naarmate de eerste film minder scoort en de tweede beter, gaat de industrie echt wel meebuigen. De filmmaatschappijen zijn er niet om de belangen van witte cis-mannen in stand te houden. Als vrouwelijke en/of zwarte en/of homoseksuele sterren meer opleveren, dan volgen studio’s vanzelf de voorkeuren van het publiek. Industrieën voegen zich maar al te gretig naar de tijdgeest: vergroot een persoon met rozegele dreadlocks, een gifgroene neus en met veiligheidsspelden in beide oren de omzet, dan krijgen we die heus wel.
Neem bijvoorbeeld reclamespots
Een goede graadmeter voor die tijdgeest bieden reclamespots. Wanneer gender en/of etniciteit voor het product van weinig belang zijn (voor broodbeleg, banken, bioscoopbonnen), dan zien we steeds vaker niet-witte acteurs en figuranten. Daarmee speculeert een merk erop dat deze inclusieve casting het product meer goodwill dan negatieve publiciteit oplevert. Als consumenten via hun aankopen laten doorschemeren dat politieke correctheid wenselijk is, dan redeneren bedrijven: prima, want klanten bepalen. Maar zodra uit omzetcijfers zou blijken dat er sprake is van een terugloop, dan gaan inclusiviteit en representatie onverbiddelijk op de schop en zien we in reclames geheid (weer) volop witte acteurs. Bedrijven zijn niet uit principe politiek correct; enkel en alleen als het financieel aantrekkelijk is.
Emilia Jones in Coda
Positief scoren op representatie
Het is een beetje een ‘natte vinger’-indruk, maar in films worden in toenemende mate bijrollen van mensen met status toebedeeld aan niet-witte acteurs. In oude films is een rechter steevast een oude, witte man, maar er zijn steeds meer films met een zwarte vrouw in die functie. Niks mis mee, natuurlijk, maar een rechter heeft in dergelijke films zelden een achtergrond. De makers hoeven niets aan te vangen met haar identiteit als zwarte vrouw, terwijl ze wel positief scoren op het vlak van representatie. Zeker als de makers er niet van overtuigd zijn dat hun film voldoende niveau bezit, behalen ze toch nog een paar bonuspunten. Aangezien een matige kwaliteit geen belemmering hoeft te zijn om tot de top 100 van populairste films van het jaar uit te groeien, telt een dergelijke casting ook nog gunstig mee in het onderzoek van de universiteit van Southern California. Mits die rechter niet alleen beeldvulling is, maar tot een daadwerkelijke uitspraak komt.