20 jaar Ugenda. Cultuur als een zaak

Twintig jaar Ugenda. Mooi hoor. Ik maak al veel langer deel uit van de cultuur van deze stad. Die ik nog altijd moeilijk te doorgronden vind. Maar dat komt misschien door een nog altijd verkeerd uitgangspunt.
Want: ik ben wel gevoelig voor reïficatie. Dat je ervan uitgaat dat iets dat in abstractie wordt aangeduid, ook iets daadwerkelijk bestaands is. (Het komt van de Verdinglichung van mijn nog altijd goede vriend Marx, maar ik gebruik het nu in meer algemeen-filosofische zin. En de stam is 'res', Latijn voor 'ding' of 'zaak'.). Nou… dan kan je lang zoeken naar ‘de’ cultuur in Nijmegen, of ‘het’ kunstenaarsleven en ‘de’ muziekscene, om maar eens wat te noemen; we zijn allemaal mensen die in deze stad leven en dragen allemaal bij aan de cultuur, of we nu kunst maken of consumeren of juist helemaal niet. En alle grenzen zijn fluïde.
Een podium bieden
Het sterkste gevoel dat ik deel uitmaakte van iets groters, iets cultureels, was in mijn studententijd. We spreken van het laatste decennium van de vorige eeuw. Met het Algemeen Nijmeegs Studentenblad voerden we actie, prikkelden en informeerden we én voerden we de rubriek l’Art pour l’Ans in: we hadden het idee dat er een platform ontbrak voor met name studenten die literair schreven. En met die rubriek boden we hen dat podium. Daar werd gretig gebruik van gemaakt. Ik lees de ANS te weinig om te weten of de rubriek nog bestaat.
Een aantal van de oprichters van Ugenda liep trouwens toen ook rond bij dat studentenblad. Overigens waren er ook toen doorlopend pogingen en besprekingen om de verschillende agenda’s van Nijmeegse cultuurinstellingen samen te brengen in één cultuurkrant. Op papier nog, destijds. Is er nooit van gekomen: wat je nu online ziet was toen ook op papier de praktijk: iedereen wilde zijn eigen krantje, zijn eigen publiek bedienen. Dat is weer zo’n voorbeeld van onterechte reïficatie: denken dat er ‘een’ Nijmeegs cultureel belang is. Kennelijk wordt het anders beleefd.
Experimenteren met een leefstijl
In diezelfde negentiger jaren, die ik overigens als cultureel nogal armoedig beleefde (de popmuziek van de tijd stelde weinig voor, er waren geen Grote Nederlandse Schrijvers. Nee, niet weer over A.F.Th beginnen, en Kellendonk was helemaal niet zo groot geworden als iedereen nu zegt. En qua beeldhouwen deed ook iedereen zo’n beetje zijn ding.) richtten we een literair tijdschrift op, De Ruigte, puur literatuur geheten, en organiseerden we prettig gestoorde, literaire avonden, onder de naam Nachtschade, in Diogenes.
Dat Diogenes was wel een fenomeen, moet ik zeggen: een uitgaanskroeg met culturele pretenties waar je als student tamelijk laagdrempelig naar binnen kon stappen met een plan en dan een grijpstuiver budget kreeg om je ding te doen. Ik denk dat zoiets wel erg ontbreekt in Nijmegen. Niet alleen voor studenten maar voor jongeren in het algemeen. De Lindenberg probeert een beetje dat gat te vullen, maar dat is toch meer voor clubjes die iets op een podium willen opvoeren, niet voor mensen die een platform zoeken, een plek om te experimenteren met een leefstijl en een cultuur.
Drooglegging van een generatie
In deze tijd, met een stad die een paar zeer grote hiphop-artiesten heeft voortgebracht en waar nog veel meer talenten achter hun laptopjes heel interessante dingen aan het doen zijn, is het toch gek dat er geen plek is waar je elk weekeinde, voor weinig, nieuw talent kan zien en kan dansen op die muziekstijl? De drooglegging van de onder-de-achttiengeneratie en het wegvallen daardoor van een verdienmodel voor de horeca zal ermee te maken hebben. Maar ook de neiging in deze stad om alles vooral ordentelijk te regelen, met instituties en managers en subsidieaanvragen en maatschappelijke doelstellingen en dergelijke. Weinig ruimte meer voor zelfontdekkende auto-anarchische ontwikkelingen. Ik ben daarom ook heel benieuwd hoe de 85.000 euro terecht gaat komen die de gemeente heel recent heeft toegekend aan HipHop Mansion, een nieuw initiatief. Wat er in ieder geval goed aan is is dat dit House in de vestiging van De Lindenberg in Aldenhof vorm gaat krijgen. Eindelijk een zwaartepunt buiten het oude centrum van de stad.
Daartegenin, daaromheen en geheel los daarvan zijn er allerlei initiatieven: in mijn eigen buurt organiseren we exposities van kunstwerken van bevriende kunstenaars met gedichten van mij en andere dichters erbij. Een wijk verderop hebben ze een paar keer per jaar een open-atelierroute, in het gebouw in de wijk aan de andere kant organiseren de kunstenaars regelmatig markten en open dagen, in een andere aanpalende wijk werd een pop-upmuseum opgericht. Alles eigen initiatief, met hoogstens een grijpstuiver subsidie.
Niet met Nijmegen getrouwd
Ik vroeg mijn ouders wel eens waar ze waren tijdens die zo geweldig opwindende jaren zestig. Ze bleken als jongvolwassene aan het werk en voor mij en mijn broer te zorgen. Zo is het met mij ook een beetje als je het over die twintig jaar van Ugenda hebt. Zoals zoveel stadgenoten zocht en vond ik werk buiten de stad: Zutphen, Doetinchem. En ook voor cultuur ben ik niet met Nijmegen getrouwd. De musea in Keulen, Mönchengladbach, Neuss, Eindhoven, Den Bosch, Antwerpen en Zwolle zijn ook heel interessant, voor een dansvoorstelling ga je ook naar Apeldoorn (mijn ouders wonen daar in de buurt, handig met de kinderen), Brussel, Arnhem, Amsterdam als het zo uitkomt.
Wel fijn is het om in een stad te wonen waar het aanbod zo veelzijdig is. Dat je voor een arthouse-film niet op woensdag naar het gemeenschapshuis hoeft en op klapstoeltjes hoeft te zitten. Dat je met regelmaat experimentele dans kunt zien in een redelijk gevulde zaal. Wat ontbreekt is een permanente plek waar je tijdens normale openingstijden actuele beeldende kunst uit deze stad kunt zien. In het rommelige Van Abbe in Eindhoven heb je het gevoel midden in het plaatselijke kunstdiscours te staan. In het Valkhofmuseum kijk je naar wat de curator toevallig voor je heeft opgediept.
Niet toonaangevend
Minder fijn is dat we aan cultuur weliswaar veel plekken hebben om het op niveau te genieten, maar dat er maar weinig plekken zijn waar het op niveau wordt gemaakt. We hebben geen toonaangevend toneelgezelschap, wat raar is. Geen normstellend dansgezelschap, wat vreemd is. Geen roemrucht en debatbepalend museum, wat écht gek is. Wel ken ik individuele kunstenaars, filmers, muzikanten en schrijvers die het ver schoppen, nationaal en internationaal. Die soms best met enige trots willen toegeven dat ze uit Nijmegen komen, maar voor hun ontwikkeling en ‘carriére’ niet aan deze stad gebonden zijn. Misschien dat het behoud van De Staat en hun De Basis iets aan dit fenomeen kan doen.
Het autonome leven
Wat is ‘de’ cultuur van Nijmegen? Meer dan elders, denk ik wel, is dat in onze licht-anarchistische, nogal op autonomie gerichte stad ‘iets’ is dat voortkomt uit hoe we ons met ons allen gedragen. Er is geen dansscene, geen popscene, geen kunstenaarsscene, geen literaire scene: in het beste geval ontmoet je wat gelijkgestemden en organiseer je eens wat samen, en dan valt dat weer uit elkaar en doe je weer wat anders. En dat is helemaal niet erg: het tekent het autonome leven in een middelgrote stad zonder veel culturele hotspots. Alleen voor degene die neiging heeft in begrippen dingen te zien is dat wel eens verwarrend. Nou, gelukkig maar dat er een website is waar je alles (nee: veel) op kunt terugvinden.