‘Er is weer wat hoop voor Nijmegen’
Hij weet ook wel dat hij nooit de Karel de Grote Oeuvreprijs 2020 zou hebben gekregen, als hij in 1970 niet uit liefde aan die ene tekening begonnen was. Nu krijgt Ben Luderer op 18 september, bij het begin van de Nijmeegse Kunstnacht, die prijs van de gemeente Nijmegen uitgereikt door burgemeester Hubert Bruls. Maar Luderer is méér dan de kunstenaar van de stadstekening waar hij vijftig jaar aan tekende. Hij is vooral die leraar die je wil leren kijken. De prijs beloont zijn verdienste voor de stad en zijn hele oeuvre.
Als jongen van 7 jaar maakte Ben Luderer het bombardement van Nijmegen mee. Hij bevond zich in de Duitse School aan de Prins Hendrikstraat. Toen de bommen vielen, dreunden ze diep tot hem door in de schuilkelder. Even later, buiten, lag de stad in puin en werden overal gewonden op provisorische brancards weggedragen. “Die beelden vergeet je nooit meer”, aldus de 84-jarige gepensioneerde tekenleraar. De Luderers hadden de Duitse nationaliteit, maar werkten al twee generaties in Nederland; Utrecht maar vooral in Nijmegen. “Altijd in technische beroepen. Mijn familie zit vol ingenieurs, scheikundigen, natuurwetenschappers. Ik ben de enige tekenaar.” De vader en moeder van Luderer werden na de oorlog geïnterneerd en de kleine Ben werd ondergebracht bij buren. Hij tekende al eerder, maar vanaf toen werd het echt zijn passie. “Ja, veel over die bommen en de oorlog.” Op de mulo bleef hij tekenen, vooral tijdens de wiskundeles, die hem maar matig boeide. Zijn roeping ontdekte hij toen er door een Nijmeegs kunstenaarscollectief een tekenwedstrijd werd uitgeroepen. Die hij won. Men drong aan dat hij tekenleraar zou worden. Kunstenaar was immers geen beroep. En daarna liep het zoals het liep.
Een les illustreren met een bordtekening
“Nee, geëxposeerd heb ik niet veel”, vertelt Luderer, die zich soepel beweegt door de woonkamer annex atelier van het huis in Ubbergen dat hij met zijn echtgenote bewoont, een ruime boerderijachtige woning, met een jaloersmakend diepe tuin erachter, die grenst aan het bronnengebied op de grens met Beek. Er hangen ingelijste tekeningen aan de muur en hier en daar een aquarel (“Je kan eraan zien dat ik toch vooral tekenaar ben”). Het hoofdthema: architectuur: huizen, straten, interieurs, kerken van binnen en van buiten. Maar Luderer tekent ook graag de jonge salamandertjes in zijn tuin, of een landschapje. Hij houdt een dagboek bij verluchtigd met tekeningetjes.
“Ik gaf les op de kweekschool, de pedagogische academie. Een beginnend docent leerde er niet alleen om tekenles te geven. Je leerde er ook bordtekenen: als je een les wilt illustreren, pak je het schoolbord erbij en maak je een tekening. Dat kan dus alles zijn: dieren, de werking van een molen, een geschiedkundige gebeurtenis. Hij pakt er een foto van een eigen bordtekening bij, een prachtig kerkinterieur van een kerk in Brussel met figuurtjes op de kerkbanken die hij modelleerde naar mensen die hij kende. Geen gemiddelde onderwijzer die dat niveau en dat kleurgebruik ooit zal bereiken. Luderer: “Ik was nooit zo van de onvoldoendes. Sowieso cijfers geven vind ik onzin, bij een creatief beroep. Iedereen kreeg een ‘g’ van mij, van ‘gedaan’ en toen dat niet meer mocht, omdat je niet iedereen een ‘goed’ mocht geven, maakte ik er een ‘v’ van voor iedereen. Van ‘voldaan aan de opdracht’, niet van ‘voldoende’.
Het begin was liefde en fantasie
Maar dan dus die tekening. Het is een aan elkaar vastgeplakt en op- en aangeplakt stuk papier van 450 centimeter breed en 125 centimeter hoog. Luderer werkte er vijftig jaar dagelijks aan. Het verbeeldt Nijmegen, de stad, zo exact mogelijk zoals die was tussen 1876, toen de wallen en poorten gesloopt werden en, 1910. ‘Vanaf toen begon onder andere het grootwinkelbedrijf in de stad toe te slaan. Panden werden samengevoegd, de natuurlijk gegroeide stad werd aangepakt.’
De tekening, Luderer stopte ermee en schonk hem aan Museum het Valkhof toen hij 80 werd, is zo precies mogelijk op de werkelijkheid gebaseerd. Alle gebouwen zijn uitgebreid gedocumenteerd, hij heeft uitgezocht zo – ver als maar mogelijk is – hoe ze er in die tijd uitzagen.
Toch begon het als een fantasie. Luderer: “Ik tekende in die tijd veel fantasiesteden, vaak wel met bestaande gebouwen, maar die combineerde ik dan tot een nieuwe, nooit geziene stad. Ik maakte ook maquettes van gebouwen. En toen maakte ik eens een tekening als eerbetoon aan mijn echtgenote. Zij is van Vlissingen. Dus ik tekende de Sint Stevenskerk en de stad aan de Waal aan de ene kant, en aan de andere kant Vlissingen, zoals het aan de Schelde ligt.’ De twee gelieven, met hun allebei zwaar door de oorlog beschadigde steden, in één tekening verenigd.
“Vanaf daar is het doorgegaan. Vlissingen heb ik op een zeker moment uitgegumd. Het idee om de stad zo precies mogelijk weer te geven, hoe mooi hij was, dat werd mijn drijfveer.” Technisch nog razend lastig, want de huizen moesten er herkenbaar op én in perspectief, terwijl het standpunt min of meer van bovenaf is. Daar vond de tekenmeester een oplossing voor door de straten te verbreden, maar dan wel zo dat een smalle straat niet opeens een boulevard leek.
Grootschalige kaalslag
Het is verleidelijk om dat obsessieve tekenwerk psychologisch te duiden: jongetje maakt bombardement mee en sublimeert dat in het terugbrengen van hoe het was. Maar zo zit het toch niet helemaal in elkaar. Ten eerste: Luderer maakt niet echt een obsessieve indruk. Hij tekent gewoon graag en leert de mensen graag tekenen. “Kijken, daar gaat het om. Door te tekenen ga je beter kijken. En dan zie je de schoonheid in alles, de kleinste dingen.” Ten tweede is het bombardement maar een deel van de reden waarom Nijmegen vergeleken met andere oude steden zo weinig ouds te bieden heeft.
“In de zeventiger jaren was de kaalslag nog grootschalig aan de gang”, weet Luderer. “Neem nou achter de V&D. Daar stond de Broerstraatskerk. Naast de Stevenskerk was dat de enige middeleeuwse kerk van de stad, al was de voorkant behoorlijk verpest door Pierre Cuypers, die er een pompeuze toren tegenaan gebouwd had. De gemeente besloot dat er niet langer meer negen kerken in de binnenstad nodig waren. Er is toen geloot en het lot viel op die kerk: plat ging hij. Ik heb me in die tijd vaak enorm opgewonden over het zoveelste mooie pand dat weer gesloopt werd. Dan kwam dat weer in de gemeenteraad, burgerprotesten... meestal ging het door. Na de oorlog is er meer gesloopt in de binnenstad dan door het bombardement. Terwijl: ik weet nog hoe ik met mijn moeder door de Grotestraat liep. Winkelen deden we niet, daar waren we niet rijk genoeg voor. Maar we keken dus wel onze ogen uit naar al die prachtige winkels, bedrijven, kroegen en restaurants. Als kind keek ik van heel laag omhoog en zag die prachtige bewerkte plafonds. Dat is allemaal na de oorlog weggesaneerd.”
Knik en de stad die zich opricht
Is het allemaal kommer en kwel geworden? Luderers supertekening is door anderen wel een ‘Requiem voor de stad’ genoemd, een dodenmis. Maar zo wil hij het toch niet zien. “Eigenlijk vooral door lamlendig treuzelgedrag van gemeenteraden die niet echt doorpakten is er uiteindelijk ook veel behouden gebleven. En, positiever, er worden nu hier en daar gedurfde gebouwen gemaakt. Zoals dat gebouw met die knik, FiftyTwoDegrees. Prachtig is dat. En er zijn meer plekken waar wel wat gedurfds wordt neergezet. Een stad als Nijmegen, die zo prachtig ligt op een berg aan de rivier, het kan niet anders of die weerstaat alle kaalslag en richt zich weer op.”